Met aanplant of beplanting wordt een begroeiing bedoeld die door de mens opzettelijk ergens is aangebracht met gekiemd plantmateriaal. Bij aanplant is het plantgoed (deels) ingegraven of via een andere wijze aangebracht op de aangewezen groeiplaats. Men vindt aanplant in bijvoorbeeld siertuinen, boomgaarden, lanen, heggen en aangeplante bossen.
Bij aanplant wordt het plantmateriaal veelal aangebracht door alleen de ondergrondse plantendelen ervan (vaak als kluit met wortels) in te graven; de rest steekt dan boven het maaiveld uit. Deze vorm van aanplant noemt men ook wel 'inplant'. Dit wordt vaak toegepast bij bijvoorbeeld struiken en bomen. Soms kunnen ook uitsluitend ondergrondse plantendelen van het plantgoed worden aangeplant, zoals bijvoorbeeld bollen of penwortels; deze zijn dan pas in latere (fenologische) stadia ook bovengronds zichtbaar.
Evenzeer kan aanplant ook plaatsvinden zonder dat er plantmateriaal wordt ingegraven. Een veelvoorkomend voorbeeld hiervan is het aanbrengen van graszoden. Ook het in oppervlaktewater aanbrengen van drijvende waterplanten (zoals vlotvarens of watersla) is een voorbeeld van aanplant waarbij men geen plantgoed ingraaft. Een minder alledaags voorbeeld – dat zelden op grotere schaal plaatsvindt – is aanplant van epifyten of lithofyten op of aan een stuk hout of steen. Bij het laatstgenoemde voorbeeld wordt het plantmateriaal meestal aan het substraat bevestigd met ijzerdraad of touw.