Aanslag (misdrijf)

Tekening van de aanslag op de Amerikaanse president Abraham Lincoln, gepleegd door John Wilkes Booth op 14 april 1865.

Een aanslag wordt in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) omschreven als "Onverhoedsche verraderlijke of althans boosaardige aanval op iemands leven of zijn belang".[1] De Van Dale geeft twee relevante betekenissen, namelijk "poging tot moord of overrompeling"[2] en "misdrijf tegen de veiligheid van de staat of tegen leven en vrijheid van een belangrijk persoon, waaronder zowel het voltooide delict als de strafbare poging daartoe worden verstaan".[3] De betekenis uit het WNT is de gangbare betekenis in het dagelijkse spraakgebruik. Deze betekenis komt ook terug in woorden als bomaanslag, terreuraanslag en zelfmoordaanslag. De tweede betekenis die de Van Dale geeft is de juridische betekenis van het begrip in het Nederlandse recht.

  1. WNT, lemma Aanslag, onder γ. Gearchiveerd op 28 januari 2021.
  2. Van Dale on-line (betaalde versie), lemma Aanslag, onder 18.
  3. Van Dale on-line (betaalde versie), lemma Aanslag, onder 19.

Developed by StudentB