Abraham (Hebreeuws: אַבְרָהָם, Avrāhām of אֲבִירָם, Aviram, mogelijk "De/mijn vader is subliem", volgens de volksetymologie: "Vader van velen/vele volken") of Ibrahim (Arabisch: ابرَاهِيم, Ibrahim), eerder Abram geheten (Hebreeuws: אַבְרָם, avrām), is volgens de Hebreeuwse Bijbel en de Koran de aartsvader van de Israëlieten en Arabieren.[1] Omdat hij in overdrachtelijke zin ook zo wordt beschouwd door christenen worden het jodendom, de islam en het christendom ook wel de Abrahamitische religies genoemd.[2]
Sara was zijn halfzus en echtgenote, Hagar was zijn bijvrouw. In Genesis 25 wordt Ketura als zijn tweede vrouw genoemd. Haran en Nachor waren zijn broers.