Afwatering is het afvoeren van een overschot aan water en als zodanig een onderdeel van de waterkringloop. Dit wordt ook het uitslaan van het water genoemd.[1]
In het grootste deel van de wereld is de afwatering natuurlijk of wordt die met waterbouwkundige kunstwerken zoals dijken en waterkeringen in toom gehouden. Het water vloeit weg in het grondwater, of stroomt naar rivieren, meren en de zee. In dichtbevolkte en laaggelegen gebieden, zoals de kustvlakte van West-Vlaanderen, het grootste deel van Nederland en een deel van Noord-Duitsland is dit niet voldoende voor de eisen die de mens sinds de vroegmoderne tijd stelt aan zijn omgeving. In dergelijke gebieden wordt de waterhuishouding actief gereguleerd, onder andere met spuisluizen en pompgemalen of watermolens.
In Nederland is een fijnmazig stelsel van sloten aangelegd, waar ontwaterde percelen hun water in lozen. Via kanalen en boezems stroomt het water naar het lozingspunt van het gebied.
Er zijn twee soorten afwatering: