Ansar, Ansaar of Helpers (Arabisch: الأنصار, al-Anṣār) is een Arabisch woord dat binnen de islam gebruikt wordt voor degenen die in Medina onderdak boden en bescherming gaven aan de moslims die na de hidjra in 622 hun eigen stad Mekka hadden verlaten, de zogenoemde Muhajireen. De Ansaar bestonden voornamelijk uit leden van de stammen Banu Khazradj en Banu Aus. Op het moment dat zij deze hulp aanboden waren de Ansaar geen moslims.
De moslims in Medina waren sterk aangewezen op de hulpvaardigheid van de bevolking van Medina, omdat zij hun huis en goederen in Mekka hadden moeten achterlaten. Mohammed verklaarde de Ansaar en de Mekkaanse moslims tot broeders. Volgens overleveringen betrof het een groep van 90 mannen, waarvan de helft bestond uit Ansaar. Zij steunden elkaar en werden tevens erfgenaam van elkaar, hoewel dit laatste later werd teruggedraaid. Desondanks bleef de broederschap.
Op enkele plaatsen in de Koran worden de Ansaar genoemd: Soera Het Berouw 100:
Soera Het Berouw 117: