Deel van een serie artikelen over Filosofie | ||||
---|---|---|---|---|
Vakgebieden | ||||
Cultuurfilosofie · Esthetica · Ethiek · Filosofie van de geest · Geschiedfilosofie · Kennistheorie · Logica · Metafysica · Rechtsfilosofie · Sociale filosofie · Taalfilosofie · Wetenschapsfilosofie | ||||
Westerse filosofie | ||||
Presocratische filosofie · Antieke filosofie · Middeleeuwse filosofie · Renaissance-filosofie · Moderne filosofie · Postmoderne filosofie | ||||
Oosterse filosofie | ||||
Chinese filosofie · Taoïsme · Confucianisme · Indische filosofie · Hindoeïsme · Boeddhisme · Japanse filosofie | ||||
Religieuze filosofie | ||||
Christelijke filosofie · Joodse filosofie · Islamitische filosofie | ||||
|
Antieke filosofie ofwel klassieke filosofie is meestal de aanduiding voor de filosofie van de klassieke Griekse en enkele Romeinse filosofen. Deze begint in de zesde eeuw v.Chr. en loopt door tot de vijfde eeuw n.Chr. en kan, enigszins schematisch, worden verdeeld in drie periodes: de presocratische of wordingsperiode (zesde eeuw - vijfde eeuw v.Chr.), de bloeitijd (vijfde - vierde eeuw v.Chr.) en een post-klassieke periode (derde eeuw voor - vijfde eeuw na Chr.).
In de oudheid omvatte filosofie ook onderwerpen die later zijn afgesplitst als aparte wetenschappen, zoals natuurkunde, psychologie, biologie, kosmogonie, etc. Aanvankelijk hielden de Griekse filosofen zich vooral bezig met de vraag naar het ontstaan en bestaan van de wereld, waarbij de grote stap was dat men afstand nam van de traditionele mythen die dit onderwerp ook behandelden. Met de Sofisten en Socrates krijgt de filosofie een sociaal aspect, en komen vragen over menselijk gedrag in de belangstelling. Met Plato neemt de metafysica een hoge vlucht, maar hij incorporeert in zekere zin al het voorafgaande, en bereidt voor hetgeen na hem komt. Zijn filosofie is één reusachtig bouwwerk waarbinnen alles met elkaar samenhangt, al houdt hij zich bezig met natuurfilosofie, met de vraag wat kennis is, wat liefde is, en hoe een samenleving eruit moet zien. Bij Aristoteles scheiden verschillende disciplines zich af, omdat voor hem niet alles met alles samenhangt. Hij is ook de uitvinder van de logica. De hellenistische filosofie houdt zich vervolgens bezig met taalfilosofie en logica (de Stoïcijnen), en grijpt voor haar natuurverklaringen deels terug op de filosofen van vóór Socrates' tijd, maar meer en meer komt de vraag op de voorgrond naar het menselijk geluk, hoe innerlijke rust te bereiken is. Met het neoplatonisme doet een mystiek element zijn intrede.