Bij asymmetrische cryptografie, ook wel bekend als publieke-sleutelcryptografie, zoals RSA, wordt gebruikgemaakt van twee aparte sleutels: één sleutel wordt gebruikt om de klare tekst te versleutelen of te ondertekenen, en de tweede sleutel om de cijfertekst weer te ontsleutelen of de ondertekening te verifiëren. Bij de 'andere' methode, de symmetrische cryptografie, wordt dezelfde sleutel gebruikt voor zowel versleutelen als ontsleutelen. De sleutel bij symmetrische cryptografie is niet geschikt voor ondertekenen.
Het voordeel van de asymmetrische cryptografie is dat men door het verstrekken van de ene dan wel de andere sleutel kan kiezen wie de versleutelde informatie kan lezen en ook wie allemaal informatie kan versleutelen.