Atoom | ||
---|---|---|
Een heliumatoom. De atoomkern (roze) wordt omgeven door een wolk van twee elektronen (zwart). De atoomkern bestaat uit twee protonen en twee neutronen, rechtsboven uitvergroot. In de werkelijkheid is een atoom bolvormig.
| ||
Definitie | ||
Kleinste deeltje van een element dat zelfstandig kan bestaan en alle eigenschappen van dat element bezit. | ||
Eigenschappen | ||
Massabereik | 1,67×10−27 tot 4,52×10−25 kg | |
Elektrische lading | nul (neutraal), of een ionlading | |
Diameter | 62 (He) tot 520 pm (Cs) | |
Opbouw | Elektronen en een compacte kern bestaande uit protonen en neutronen |
Een atoom (Oudgrieks: ἄτομος, a-tomos‚ on-deelbaar) is het uiterst kleine, kenmerkende deeltje van een chemisch element. Een atoom wordt gevormd door een kern, en een of meer omringende elektronen. Een atoomkern bestaat uit een of meer protonen, en nul of meer neutronen.
Alle atomen van een gegeven element hebben hetzelfde atoomnummer: ze bevatten hetzelfde aantal protonen. Neutrale atomen hebben evenveel elektronen als protonen. Een ion is een geladen atoom dat een tekort, of juist een overschot aan elektronen heeft. Atomen van eenzelfde element kunnen verschillen qua atoommassa, omdat het aantal neutronen in de atoomkern kan variëren. Dergelijke atomen zijn isotopen van elkaar. Atomen van verschillende elementen zijn onderling essentieel verschillend. De materiaaleigenschappen van stoffen en materialen, en hun gedrag in chemische reacties, worden bepaald door de eigenschappen en de onderlinge relaties van de atomen waaruit de materie is opgebouwd.
Natuurkundigen gaan uit van een atoommodel waarin atomen uit drie soorten kleinere, subatomaire deeltjes bestaan: protonen, neutronen, en elektronen. Deze deeltjes kunnen ook los voorkomen, buiten het atoom. Vrijwel alle scheikundige en natuurkundige eigenschappen van op aarde voorkomende materie zijn gekoppeld aan de eigenschappen van atomen. Het atoom is daarom een sleutelbegrip in beide wetenschappen. De fysische eigenschappen van afzonderlijke atomen, waarbij scheikundige stofeigenschappen buiten beschouwing worden gelaten, worden bestudeerd in de atoomfysica.
In bijvoorbeeld sterren, neutronensterren en zwarte gaten komt materie voor die niet uit atomen is opgebouwd. De studie van deze – vanuit aards perspectief bijzondere – vormen van materie vormt het terrein van de plasmafysica en de astrofysica.