De Attische tragedie of Griekse tragedie was een vorm van drama in het Oude Griekenland. De stof ervoor werd (voor zover wij heden ten dage kunnen nagaan) vrijwel uitsluitend ontleend aan de mythen en sagen; daarop is slechts één uitzondering bekend: de Perzen van Aischylos. Maar ook al behoort het verhaal qua uiterlijk voorkomen tot "het verleden", toch mag men de tragedie niet als louter historisch beschouwen, want
de auteur durfde de standaard-overlevering weleens te wijzigen (bijvoorbeeld Euripides in zijn Iphigeneia in Tauris)
de opvattingen en gedragingen die aan de hoofdperso(o)n(en) worden toegeschreven zijn die van de auteur zelf en/of van zijn tijdgenoten (actualisering)
actuele gebeurtenissen en toestanden kunnen de auteur inspireren tot parellellismen met de mythologie, bijvoorbeeld:
Aischylos' Oresteia (of Orestie) - de invoering van een nieuw democratisch rechtssysteem in Athene
die door zijn al dan niet schuldig handelen het leed op zich laadt (rol van de hybris);
die echter pogingen onderneemt om de ware oorzaak van het leed te doorgronden, en zo de bedreigdheid van het menselijke bestaan in zijn volle daglicht stelt; zo kan de toeschouwer in de held zichzelf ontdekken.
Enkele inhoudelijke verschilpunten met het latere treurspel in de Europese letterkunde:
in een concreet mensenleven zal slechts zelden een situatie voorkomen die zo extreem is als in de Griekse tragedies;
welke zwakheden of tekortkomingen (hybris) de tragische held ook mag vertonen, zijn lijden lijkt (ons althans) geenszins evenredig met zijn subjectieve schuld (maar de vraag is: denken de goden daar óók zo over?)
uiterlijk handelen wordt op toneel slechts zelden uitgebeeld (bijvoorbeeld een gruweldaad gebeurt elders en wordt slechts verhaald door een bode): de aandacht van de auteur gaat naar de betekenis / verklaring van de daad. Het Griekse drama is eerder woordkunst dan visueel spektakel.
Aristoteles definieerde een tragedie als volgt: “Een tragedie is een nabootsing (mimesis) van een serieuze en volledige handeling die een zekere omvang heeft, in aangenaam gestileerde taal…door handelende personen en niet in de vorm van een vertelling, met als doel het opwekken van mee-lijden (eleos) en vrees (phobos) resulterend in de zuivering (catharsis) van dergelijke emoties.” (Poetica 49b24.)