Austroaziatische talen

Verspreiding en onderverdeling van de Austroaziatische talen volgens de classificatie van Gérard Diffloth uit 1974, met toevoeging van de Palyu-Pakan taalgroep

De Austroaziatische talen vormen een taalfamilie van meer dan 150 talen die (in 2005) werden gesproken door ruim 95 miljoen bewoners van Zuidoost-Azië en het oostelijk deel van India. 'Austro' in Austroaziatisch is afgeleid van australis, Latijn voor 'zuidelijk'. De term is in 1906 voor het eerst gebruikt door de Duitse taalkundige Wilhelm Schmidt (1868–1954) als parallel voor de in 1899 eveneens door hem ontworpen term Austronesisch. De twee meest gesproken talen uit de Austroaziatische taalfamilie zijn het Vietnamees, de officiële taal van Vietnam en het Khmer, de officiële taal van Cambodja.

Vanaf 1850, toen het Austroaziatisch voor het eerst als aparte taalfamilie werd onderkend, is geprobeerd de taalfamilie genetisch te verbinden met andere taalfamilies. De bekendste theorie is de Austrische hypothese, die een genetische verwantschap tussen de Austroaziatische en de Austronesische talen veronderstelt.

Vanaf het begin van de 20e eeuw is het gebruikelijk de Austroaziatische taalfamilie te verdelen in twee hoofdtakken, de Mundatalen van noordoost India en de Mon-Khmertalen, een gemeenschappelijke naam voor de overige Austroaziatische talen. Die verdeling gebeurde op basis van de grote taaltypologische verschillen tussen beide takken. Over deze tweedeling bestaat echter geen volledige wetenschappelijke eensgezindheid. Sinds de jaren 1970 wordt in algemene werken een classificatie aangehouden die is gebaseerd op een minimale wetenschappelijke consensus en waarbij het Austroaziatisch wordt onderverdeeld in twaalf taalgroepen. Over een verdergaande classificatie bestaan nog steeds grote taalkundige meningsverschillen, zowel over de onderlinge relaties als over een verdere onderverdeling van die taalgroepen. Dit komt vooral omdat veel talen nog niet of nauwelijks zijn beschreven, maar ook omdat onderzoeksresultaten vaak moeilijk te vinden zijn en de weinige onderzoekers slechts gebrekkig samenwerken.


Developed by StudentB