Een blad is een dun, bovengronds orgaan dat gewoonlijk aan de stengels of takken van zaadplanten en varens groeit. De bebladering is het geheel van de bladeren van een plant. De belangrijkste functies van bladeren zijn het vangen van licht voor fotosynthese en de verdamping van water. Met behulp van fotosynthese worden in bladeren, onder invloed van zonlicht, koolhydraten gevormd uit koolstofdioxide en water. Daarnaast houden de bladeren door verdamping en capillariteit een waterstroom op gang in de plant.
Bladeren hebben een complexe interne opbouw. De boven- en onderzijde (ventrale en dorsale zijde) van de bladschijf verschillen vaak in kleur, beharing en aantal huidmondjes.[1] In de meeste bladeren bevindt het fotosynthetische weefsel, het palissadeparenchym, zich aan de bovenzijde.[a] Bladeren zijn vrijwel meestal groen van kleur door de chloroplasten met chlorofyllen. Deze absorberen lichtenergie en zijn essentieel voor de fotosynthese.
Bladeren vertonen uiteenlopende vormen, afmetingen en texturen. De brede, platte bladeren met complexe nervatuur die men aantreft bij de zaadplanten, staan bekend als macrofyllen. Bij de wolfsklauwen, een groep met een vroegere evolutionaire oorsprong, zijn de bladeren eenvoudig. Deze worden microfyllen hebben slechts één enkele nerf.
Sommige soorten hebben bladeren die functies vervullen bij de opslag van reservestoffen (bijvoorbeeld in zaadlobben), of bij wateropslag, zoals de bladeren van succulenten.[1][2]
Citefout: Er bestaat een label <ref>
voor de groep "kleine-letter", maar er is geen bijbehorend label <references group="kleine-letter"/>
aangetroffen