De blijde inkomst(e), blijde intrede of blijde intocht was een middeleeuws gebruik waarbij een pas aangetreden vorst, landvoogd of andere hoogwaardigheidsbekleder een vreedzaam bezoek bracht aan de steden in zijn gebied en feestelijk onthaald werd door de lokale bevolking. Daarnaast hoorde bij deze inhuldiging het juridisch gebruik, beginnend in 1356 met Johanna van Brabant, dat de nieuwe heersers in ruil voor erkenning door de bevolking van hun machtspositie, een eed aflegden op het eerbiedigen van door de burgerij opgestelde rechten en privileges.[1][2] Een en ander werd vastgehouden en bezegeld in oorkondes of charters, opgesteld als feodale overeenkomst met publieke werking.[2] Ook naar deze overeenkomsten werd en wordt vaak verwezen als naar de Blijde Inkomst of Blijde Intrede.
Vaak deed de vorst verschillende steden aan op een soort tournee. In tijden van onrust kon een intrede soms leiden tot gevangenneming, zoals Filips de Goede, Karel de Stoute en Maximiliaan I van Oostenrijk aan den lijve ondervonden.
In België zet het koningshuis dit gebruik voort. Een nieuwe koning maakt na zijn eedaflegging een blijde intrede in de verschillende provinciehoofdplaatsen van het land, normaal vergezeld door zijn echtgenote. De kroonprins maakt na zijn huwelijk een gelijkaardige tournée met zijn bruid. In Nederland heeft koning Willem-Alexander, na zijn inhuldiging in 2013, samen met koningin Maxima, naar analogie van dit gebruik, alle provincies bezocht.