De breedtegraad of latitude[1] is samen met de lengtegraad een geografische positieaanduiding. De breedtegraad geeft de noord-zuidpositie aan ten opzichte van de evenaar.
De breedtegraad wordt ook wel kortweg breedte genoemd, vooral in samenstellingen. Als het de Aarde betreft wordt een van de varianten van de breedtegraad bijvoorbeeld geografische breedte genoemd. De breedtegraad van een plek op Aarde is de hoek die de lijn loodrecht op het model van de Aarde met het vlak van de evenaar maakt. De breedtegraad varieert van 0° tot 90°, met de toevoeging NB (noorderbreedte op het noordelijk halfrond) of ZB (zuiderbreedte op het zuidelijk halfrond). Een gangbaar afternatief is om de noorderbreedte als positief te noteren en de zuiderbreedte als negatief, bijvoorbeeld als de breedtegraad een variabele is in een formule.
Een graad (°) wordt onderverdeeld in 60 minuten ('), een minuut wordt onderverdeeld in 60 seconden ("). Een minuut op een grootcirkel komt overeen met een afstand van een zeemijl of 1852 meter. Een breedtegraad komt overeen met een afstand van gemiddeld ongeveer 111 km (40 000 km/360°).
Een parallel of breedtecirkel is de lijn die alle punten verbindt met dezelfde geografische breedte. Alle parallellen lopen evenwijdig aan elkaar en zijn denkbeeldige horizontale lijnen in oost-westelijke richting over de aardbol. Afgezien van de evenaar zijn dit kleincirkels, waardoor de afstand van een minuut op een breedtecirkel afneemt met toenemende breedte, van een zeemijl op de evenaar tot nul op de polen. Soms wordt een parallel ook "breedtegraad" genoemd, bijvoorbeeld in "52e breedtegraad noord".
De breedtebepaling kan gedaan worden aan de hand van de positie en de beweging van de sterren aan de hemel. De breedte kan op het noordelijk halfrond onder meer worden bepaald aan de hand van de hoogte van de Poolster. In het ideale geval staat de Poolster op de Noordpool in het zenit (op 90°, recht boven de waarnemer) en aan de evenaar aan de horizon (op 0°).