Het coeloom is de secundaire lichaamsholte die voorkomt bij bijna alle triblastische dieren (Bilateria). Ze wordt gevormd tijdens de embryonale ontwikkeling uit het middelste kiemblad, het mesoderm. Het coeloom herbergt de organen van een dier, waaronder het spijsverteringsstelsel en voortplantingsorganen, maar ook het hart en de bloedvaten. Het is een belangrijk begrip in de zoölogie, omdat het coeloom van oudsher vaak gebruikt werd om dieren in te delen in taxonomische groepen.
Het coeloom vervult een aantal belangrijke functies. In de eerste plaats is het de inwendige beschermingsstructuur van de ingewanden: mechanische belasting zoals schokken worden opgevangen. Organen die in het coeloom zijn ingebed, kunnen vrij groeien en bewegen, wat een optimale ontwikkeling mogelijk maakt. Het coeloom biedt daarnaast lichaamsflexibiliteit en vergemakkelijkt voortbeweging.
In het menselijk lichaam is het coeloom te herkennen als de borstholte en buikholte. Dit zijn twee met vocht gevulde ruimtes waarin de organen, zoals de longen en het maag-darmkanaal, zijn ingebed. De lichaamsholtes worden begrensd door een vlies, in dit geval het borstvlies (pleura) en buikvlies (peritoneum).