De crisis van de derde eeuw was een periode van onrust en onderlinge strijd in het Romeinse Rijk van ongeveer 235 tot 284 na Christus. De periode werd gekenmerkt door burgeroorlogen die in 238 culmineerden in het chaotische zeskeizerjaar. Een groot aantal keizers, merendeels commandanten die door hun opstandige legioenen tot keizer waren uitgeroepen, volgde elkaar in snel tempo op, waarbij het merendeel van hen niet lang na het aantreden werd terechtgesteld of vermoord door soldaten, officieren of de pretoriaanse garde. Deze groep staat bekend als de soldatenkeizers, waarbij het onderscheid tussen keizer, tegen-keizer en usurpator soms moeilijk te maken is. Vanaf 260 viel het rijk tijdelijk uiteen en had het Gallische keizerrijk een kortstondig bestaan.