Dankbaarheid, de erkentelijkheid en waardering voor door anderen bewezen weldaden, is altijd een belangrijk onderwerp geweest voor filosofen. Volgens de Romeinse filosoof Marcus Tullius Cicero was dankbaarheid zelfs de moeder van alle deugden. Daarnaast is dankbaarheid in vrijwel alle wereldreligies een centraal begrip en is dankbaarheid aan goden een steeds terugkerend onderwerp in religieuze teksten en tradities. Daarom wordt dankbaarheid vaak als een universeel religieus sentiment gezien.[1]
De aandacht voor dankbaarheid binnen de psychologie is relatief nieuw. De eerste wetenschappelijke publicatie over welke factoren een gevoel van dankbaarheid opwekken stamt uit 1968.[2] Daarna bleef het een aantal decennia relatief stil, totdat dankbaarheid aandacht kreeg binnen de positieve psychologie. Deze stroming binnen de psychologie begon rond de eeuwwisseling aan een opmars, waarbij positieve begrippen onderwerp werden van wetenschappelijk onderzoek als tegenhanger voor de psychische aandoeningen waar de klinische psychologie zich vanouds op richtte. Het onderzoek is gericht op dankbaarheid als een emotie, de verschillen tussen mensen in de frequentie waarmee ze dankbaarheid voelen (persoonlijkheidstrek), dankbaarheid als een deugd of sterke kant, de samenhang van dankbaarheid met gezondheid in de breedste zin van het woord, en de mate waarin iemand door middel van dankbaarheid zijn of haar gezondheid kan verbeteren.