David Ricardo (Londen, 19 april 1772 – Gatcombe Park, 11 september 1823) was een Brits econoom. Hij wordt gezien als een van de eerste systeembouwers in de economie. Met Adam Smith en Thomas Malthus behoort hij tot de invloedrijkste klassieke economen.[1][2]
Ricardo was een veelzijdig man die thuis was in de financiële, wetenschappelijke en politieke wereld van zijn tijd. Hij was achtereenvolgens effectenhandelaar, financier en speculant. Als speculant vergaarde hij een aanzienlijk fortuin, waardoor hij in staat was een groot landhuis te kopen en op te houden met werken. De laatste vier jaar van zijn leven was hij lid van het Britse Lagerhuis.
Zijn grote kracht ligt in zijn strikte betoogtrant en het consequent gebruik van abstracties. Zijn deductieve methode, waarmee de verbanden tussen economische grootheden onder sterk vereenvoudigde veronderstellingen onderzocht worden, neemt sinds Ricardo een centrale plaats in de economische wetenschap in.
Misschien zijn belangrijkste bijdrage aan de economische wetenschap was de wet van het comparatieve voordeel, een fundamenteel argument ten gunste van vrijhandel tussen landen. Ricardo voerde aan dat handel (of ruil) voor beide betrokken partijen voordelig was, zelfs als de ene partij (bijvoorbeeld een grondstofrijk land) op elk gebied productiever was dan zijn handelspartner (bijvoorbeeld een grondstofarm land), zolang beide partijen zich maar concentreerden op die activiteiten waar zij een relatief productiviteitsvoordeel bezaten.[3]