Diglossie is een vorm van maatschappelijke tweetaligheid waarbij twee afzonderlijke talen of variëteiten van dezelfde taal elk in duidelijk afgebakende leefsituaties worden gebruikt. Diglossie vormt daarnaast binnen de sociolinguïstiek een belangrijk onderdeel van de studie van het verband tussen een code (in dit geval de taal) en sociale structuur. Bij een postcreools continuüm is meestal sprake van diglossie tussen de creooltaal en de superstraattaal.
In een enge definitie van 'diglossie' onderscheidt men in diglossische gemeenschappen een 'hoge' (H) en een 'lage' (L) variëteit. Zo zijn veel streken in Nederland en Vlaanderen diglossisch: in informele contacten tussen bekenden wordt dialect of een streektaal gebruikt, in formelere situaties of in de omgang met vreemden wordt voor het Nederlands gekozen.
Het begrip 'diglossie' komt van het Griekse 'di-glossia', tweetaligheid. Het werd geïntroduceerd door de taalkundige C.A. Ferguson.