Driehoeksmeting

Een driehoeksmeting of triangulatie is een meetmethode die gebruikmaakt van het feit dat een driehoek volledig bepaald is als één zijde (de basis) en de aanliggende hoeken bekend zijn. De methode werd voor het eerst beschreven door de Nederlandse wiskundige Gemma Frisius (1508-1555). De cartograaf Jacob van Deventer (1505-1575) was de eerste die het in de praktijk omzette. Bij de driehoeksmeting wordt gebruikgemaakt van formules uit de goniometrie, met name de sinusregel.

Basisvergrotingsnet van Snellius. De rode lijn t-c wordt handmatig gemeten. Daarvan wordt met driehoeken de lengte van de loodrechte hulplijn a-e bepaald. Die wordt weer als basislijn gebruikt voor het berekenen van driehoeken tot aan Leiden en Zoeterwoude. Zo kan de totale afstand berekend worden, terwijl maar een fractie daadwerkelijk gemeten is

In de landmeetkunde wordt de term driehoeksmeting vooral gebruikt voor het meten van een netwerk van vele driehoeken waarbij zo veel mogelijk hoeken gemeten worden en slechts één (of enkele) lengte van een driehoekszijde. De eerste die deze techniek beschreef en in praktijk bracht was Snellius (Willebrord Snel van Royen, 1580–1626). De methode werd in de 19e eeuw verfijnd door Carl Friedrich Gauss die een overbepaald stelsel van waarnemingsvergelijkingen met de kleinste-kwadratenmethode oploste.


Developed by StudentB