Eenheid van tijd, plaats en handeling was een doctrine uit het theater van de renaissance, het classicisme en het neoclassicisme, die voorschreef dat een tragedie zich moest afspelen in een tijdsbestek van één dag, op één plaats en met één handelingsverloop (dus zonder te worden doorkruist of omlijst door nevenhandelingen). Men sprak ook wel van de Aristotelische wetten.