Een eenpartijstelsel is een partijstelsel waarbij er in een staat maar één politieke partij is toegestaan, de eenheidspartij, dit in tegenstelling tot een meerpartijenstelsel. Oppositiepartijen zijn dus verboden of minstens uitgesloten van verkiezingen. In een variant zijn er wel één of meer bevriende oppositiepartijen toegestaan, maar kunnen die nooit de absolute meerderheid van de quasi-eenheidspartij bedreigen, zoals in communistisch Polen het geval was met een boerenpartij. Het systeem komt neer op een brede oligarchie van partijleden op alle politieke niveaus.
Een eenpartijstelsel mag niet worden verward met een stelsel waarin één partij feitelijk dominant is, maar niet op basis van een constitutioneel voorrecht. Dit stabiel stelsel komt nog steeds vrij veel voor, ook in landen die als democratisch worden beschouwd.
Staten met een eenpartijstelsel zijn eenpartijstaten. In het verleden waren er vrij veel eenpartijstaten, tegenwoordig zijn zij in de minderheid. Fascistische staten, communistische staten en andere dictaturen, maar soms ook democratieën hadden in het verleden een eenpartijstelsel. Het meest gebruikte argument voor de invoer van een eenpartijstelsel is dat meerpartijenstelsels zouden zorgen voor partijschappen en verdeeldheid, terwijl het eenpartijstelsel zou zorgen voor harmonie, eenstemmigheid en de besluitvorming zou bevorderen.
Vergeleken met andere dictaturen houden eenpartijstaten het vaak opvallend lang uit. Dit komt vooral doordat niet alle macht is geconcentreerd bij een persoon, waarmee de dictatuur valt of staat. De partij die het langste aan de macht is gebleven was de True Whig Party in Liberia, die 103 jaar ononderbroken aan het roer heeft gestaan, van 1877 tot 1980, gevolgd door de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, die het 74 jaar heeft uitgehouden. De Institutioneel Revolutionaire Partij in Mexico heeft 71 jaar geregeerd en de Mongoolse Revolutionaire Volkspartij 68 jaar.