Etnisch nationalisme of volksnationalisme gaat uit van een bestaande volksgemeenschap – een etniciteit – waarbinnen door moderne politieke emancipatie (het streven naar) een staatsgemeenschap kan ontstaan. Het onderscheidt zich daarmee van het staatsnationalisme dat, andersom, uitgaat van een bestaande of geprojecteerde staatsgemeenschap en de daarbinnen bestaande etniciteiten naar een homogeen beeld van de natie modelleert. Deze etniciteiten worden daarmee varianten binnen de natie. Wanneer dat geen succes is kunnen zij buitengesloten of zelfs verwijderd worden. In West-Europa zijn de meeste etniciteiten in de afgelopen anderhalve eeuw opgenomen in de staatsnaties en leven zij hooguit voort in folklore. Er wordt wel van etnocide gesproken als de etniciteit door afgedwongen assimilatie in de staatsnatie haar eigenheid verliest of verloren heeft. De begrippen ethnos (volk) en natie (staatsgemeenschap) dienen daarom voor een goed begrip onderscheiden te worden. In ontwikkeling volgen ze op elkaar, maar in een mislukte natievorming kan weer teruggevallen worden op afzonderlijke etniciteiten. In het Engels is het onderscheid etnisch-nationaal niet gebruikelijk en is nation de term voor beide begrippen, wat, overgenomen in verengelst Nederlands, verwarring schept. Waar etnisch nationalisme in een extreme vorm niet aan etniciteit of volk, maar primair aan ras wordt verbonden, vervormt het tot racistisch nationalisme, zoals bij Blut und Boden. Ook hier werd in Engels taalgebruik geen terminologisch onderscheid gemaakt zoals blijkt uit het synonieme gebruik van race en nation in de oudere Engelse literatuur over dit onderwerp.