Evolutie (biologie)

Fylogenetische stamboom van het leven door Ernst Haeckel rond 1879. In deze boom stelde elke tak een taxon voor en ontspringen alle takken vanuit een enkele stam. Haeckels versie, hoewel achterhaald, laat het principe van een gemeenschappelijke voorouder duidelijk zien

Evolutie is het proces waarbij levende wezens over vele generaties veranderen, voornamelijk als gevolg van natuurlijke selectie van genetisch gevarieerde kenmerken. Het mechanisme waarmee evolutie leidt tot de geleidelijke verandering van populaties en het ontstaan van nieuwe soorten werd in de 19e eeuw voor het eerst beschreven door natuuronderzoekers Charles Darwin en Alfred Russel Wallace.

Biologische evolutie kan worden verklaard door waarneembare feiten over levende organismen: (1) er worden vaak meer nakomelingen voortgebracht dan kunnen overleven; (2) er bestaat genetische variatie tussen individuen, dat tot uiting komt in hun lichaamsbouw, fysiologie en gedrag; (3) sommige eigenschappen vergroten het overlevings- en voortplantingssucces (fitness); en (4) eigenschappen kunnen van generatie op generatie worden doorgegeven. De kans op nakomelingen is groter voor ouders met eigenschappen die de kans op overleven vergroten. In opeenvolgende generaties komen die gunstige eigenschappen daarom steeds vaker voor.

Het leven op Aarde heeft miljarden jaren de tijd gehad zich geleidelijk te ontwikkelen. Om de evolutionaire ontwikkeling van het leven in kaart te brengen, kijkt men onder andere naar fossielen, naar gelijkenissen in lichaamsbouw, embryonale ontwikkeling of biochemie, en naar het genetisch materiaal (DNA) van levende wezens. Uit het DNA en andere moleculaire gegevens kan men afleiden hoe organismen verwant zijn, en hoe lang geleden de verschillende verwantschapslijnen uit elkaar zijn gegaan.

Geleidelijk is door evolutie een enorme biodiversiteit ontstaan, die constant verder verandert door soortvorming en uitsterving. De grootste evolutionaire diversiteit bevindt zich onder bacteriën en archaea: eencellige organismen die voor veruit het grootste deel van de geschiedenis van het leven dominant waren. Uit eencellige voorouders zijn steeds ingewikkeldere, meercellige organismen ontstaan, zoals wieren en schimmels, en later ook landplanten en verschillende groepen dieren. De wetenschap die zich bezighoudt met evolutie heet evolutiebiologie.


Developed by StudentB