Tot de Friese beweging (Fries: Fryske beweging) kunnen alle personen en instanties gerekend worden die zich inzetten of ingezet hebben voor het behoud en versterken van de Friese taal, cultuur en identiteit van de Friezen in de provincie Friesland. Voor sommige leden van deze beweging betekende dit tegelijk streven in naar (meer) onafhankelijkheid van het centraal Nederlands gezag.
De hoofdstroom van de Friese beweging kan worden opgevat als een uiting van cultureel nationalisme dat in tegenstelling tot politiek nationalisme niet streeft naar afscheiding van de het moederland. Het verschilt echter ook van regionalisme, doordat de eigen taal en vermeende gemeenschappelijke afstamming in de Friese beweging wel degelijk centraal staan.
Historici als Goffe Jensma en Philippus Breuker hebben laten zien dat de Friese beweging zich heeft ontwikkeld uit opeenvolgende sociale bewegingen, waarin telkens nieuwe groepen het Fries gebruikten om hun aanhang te mobiliseren. Eerst was dit een zaak van de hogere burgerij (Friesch Genootschap), daarna van de nieuwe middenklassen (Selskip 1844 ) en ten slotte van de socialistische arbeidersbeweging, de orthodox-protestantse bevolkingsgroep (Kristlik Frysk Selskip ) en de katholieke minderheid (Roomsk Frysk Boun ).
De term Friese beweging is rond 1900 ontstaan en ontleend aan verwante termen als arbeidersbeweging, vrouwenbeweging, jeugdbeweging, maar ook aan termen als verlichtings- en opwekkingsbeweging. De term werd tevens gebruikt om specifieke organisaties als de Jongfryske Mienskip uit 1915 aan te duiden. De benaming geeft aan dat de Friese beweging zichzelf zag als een emancipatiebeweging die streefde naar gelijkberechtiging van de eigen taal en cultuur.
De Friese beweging wordt wel eens opgevat als een vorm van verzuiling, waarbij Friestaligen zich binnen Nederland als afzonderlijke belangengroep organiseerden. De bestaande opdeling de Friese samenleving langs politieke en religieuze scheidslijnen zette zich echter ook binnen de Friese beweging door. De beweging had daardoor in verschillende delen van Friesland een andere kleur: in de Wouden en het Lage Midden overwoog het seculiere en socialistische element, in Westergo domineerden de orthodox-hervormden, terwijl rond Dokkum het gereformeerde volksdeel zwaar telde. De geschiedenis van de Friese beweging als geheel is eerder te vergelijken met sociaal-culturele emancipatiebewegingen elders in Europa, zoals het Grundtvigianisme in Denemarken, waar de Deense taal en cultuur een belangrijke rol speelde in het mobiliseren van telkens nieuwe sociale groepen.
De term beweging kreeg in de jaren dertig een nieuwe lading, doordat stromingen die de bestaande scheidslijnen wilden doorbreken zich eveneens als zodanig gingen betitelen. Dat geldt zowel voor fascistische stromingen als voor de linkse doorbraak. Het engagement dat hiermee samenhing werkte ook door binnen de Friese beweging.
Ook in Noord-Friesland wordt naar Nederlands voorbeeld gesproken van een Friese beweging. De Friestalige taalgemeenschap is daar echter veel kleiner dan in Nederland en vanouds sterk verbonden met de Duits- en Nederduitstalige meerderheid in het district. Een minderheid oriënteert zich hier op Denemarken. In Oost-Friesland, waar het Nedersaksisch de voertaal is, wordt zelden van een Friese beweging gesproken, evenmin als bij de Friestalige minderheden in Saterland en op Helgoland.