Gele kamille | |||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gele kamille | |||||||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||||||
Anthemis tinctoria L. (1753) | |||||||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||||||
Gele kamille op Wikispecies | |||||||||||||||||||||||
|
De gele kamille (Anthemis tinctoria, synoniem: Cota tinctoria) is een tweejarige plant die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae). De soort komt van nature voor in Europa en West-Azië en is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en zeldzaam in stadsgebieden, maar komt elders voor als adventiefsoort of ingezaaid. Het aantal chromosomen is 2n = 18.
Het geslacht schubkamille onderscheidt zich van het geslacht kamille (Matricaria), doordat bij schubkamille stroschubben in het bloemhoofdje voorkomen. Dit zijn de vliesjes die zich tussen de buisbloemen bevinden. De botanische naam van het geslacht Anthemis is afgeleid van anthemon dat bloem betekent.
De plant wordt 30–60 cm hoog en heeft enkel veerdelige bladeren met gelobde tot diep ingesneden slippen. Het blad is 1–5 cm lang.
Gele kamille bloeit van juni tot september. Het 3–4 cm brede hoofdje heeft 20 -32 gele lintbloemen en een hart van gele, vijfslippige buisbloemen. De bloemhoofdjesbodem is halfbolvormig en na de bloei niet verlengd. De omwindselblaadjes hebben een vliezige bovenrand.
De vrucht is een samengedrukt vierkantig, 2 mm lang nootje met scherpe vleugelranden. Het pappus (vruchtpluis) is zeer kort en kroontjesachtig. De vruchten worden door de wind of als klit verspreid.[1]
<ref>
; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam René van Moorsel