Graaf, vrouwelijk gravin, is tegenwoordig een adellijke titel maar oorspronkelijk lag er een militaire en bestuurlijke functie aan ten grondslag. In rangorde van de Belgische en Nederlandse adel staat de graventitel boven die van burggraaf en onder die van markgraaf (markies). In de middeleeuwen, onder het feodalisme, was graaf de aanduiding van een militaire en / of bestuurlijke functie over een bepaald grondgebied in opdracht van de grootgrondbezitter zoals het rooms-katholieke aartsbisdom Utrecht of Keulen.[1]
In het Romeinse Rijk werden de vreedzame binnengebieden bestuurd vanuit de senaat en de gebieden waar conflicten (te verwachten) waren, door de keizer zelf. Hieruit ontstonden de functies hertog en graaf, een hertog bestuurde een binnengebied, een graaf het grensgebied. Van oudsher was een graaf daarom uitgerust voor het verdedigen van grondgebied met militaire middelen.