De Grote Zuivering (Russisch: Большая чистка, Bolsjaja tsjistka) of Grote Terreur was een grootschalige campagne van vervolgingen in de Sovjet-Unie, in de periode van 1936 tot 1938. Jozef Stalin begon de 'Grote Zuiveringen' om volgens hem het land te zuiveren van 'tegenstanders', een verdenking die zich tot gehele bevolkingsgroepen zou gaan uitstrekken.
De moord op de Stalin-getrouwe Sergej Kirov, op 1 december 1934, werd gebruikt als de directe aanleiding voor de 'Grote Zuivering', die tot uiting kwam in de zogenaamde Moskouse Processen. Het eerste Moskouse Proces, in augustus 1936, geldt als het begin van de 'Grote Zuivering'. Op 17 november 1938 publiceerden de Sovnarkom en het Centraal Comité van de partij een decreet, dat een beëindiging beval van de grootschalige vervolgingen. Op 26 november 1938 werd dit verder uitgewerkt in NKVD-order No. 00762. Hierna stopten de grootschalige vervolgingen, maar op kleinere schaal gingen de vervolgingen door.
De gewelddadige zuiveringen troffen de koelakken (boeren met eigen land), bepaalde etnische bevolkingsgroepen, leden van de Communistische Partij en de legerleiding. Ook werden grote aantallen mensen vervolgd zonder rechtsproces, nadat ze waren beschuldigd van sabotage of contrarevolutionaire denkbeelden. Veel etnische groepen ondervonden gedwongen deportaties. Schattingen van het dodental in alleen al de jaren 1937 en 1938 liggen tussen 950.000 en 1,2 miljoen mensen.[1] Volgens de officiële cijfers van de Sovjet-Unie waren er in 1937 en 1938 in totaal 681.692 gedocumenteerde executies.[2]