Haptophyta | |||||
---|---|---|---|---|---|
Coccolithus pelagicus | |||||
Taxonomische indeling | |||||
| |||||
Stam | |||||
Haptophyta Hibberd 1976 | |||||
Synoniemen | |||||
| |||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||
Haptophyta op Wikispecies | |||||
(en) World Register of Marine Species | |||||
|
Haptophyta (ook wel Prymnesiophyta genoemd) zijn fotoautotrofe algen. Ze vormen een stam behorend tot het rijk Chromalveolata. Haptophya zijn samen met de diatomeeën de belangrijkste groep van fytoplankton in de huidige oceanen.
De gele, geelbruine of bruine chloroplasten bevatten chlorofyl a en c, β-caroteen en xanthofyl. Als reservestof worden chrysolaminarine, olie en soms ook paramylon (paramylum) opgeslagen. De chloroplasten bevinden zich in een plooi van het endoplasmatisch reticulum. De chloroplasten lijken op de andere heterokonten, de celopbouw wijkt echter af, waardoor de Haptophyta tegenwoordig ook systematisch van de heterokonten afgesplitst zijn.
Zweepcellen hebben twee meestal even lange of bijna even lange flagellen. De flagellen zijn niet zoals bij de overige heterokonten met dunne vederharen bezet, maar met submicroscopisch kleine schubben of knobbels. In tegenstelling tot de heterokonten hebben de flagellen ook geen opgezwollen basis.
Naast de flagellen hebben de cellen ook een 'haptonema'; dat is een draadvormig aanhangsel waarmee de cel zich kan vastzetten. De bouw lijkt oppervlakkig gezien op een flagel, maar op doorsnee zijn 6-7 in een sikkelvorm liggende microtubuli te zien.
De cellen hebben aan de buitenkant uit polysachariden (meest cellulose) bestaande schubben, die in de golgiblaasjes gevormd en aan de buitenkant van de cel afgezet worden. Bij de Coccolithophorales zijn de buitenste schubben verkalkt en worden coccolieten genoemd. De functie van de coccolieten wordt tot nu toe nog niet erg begrepen. Vermoed wordt dat ze onder andere dienen ter bescherming tegen vijanden, opstijgvermogenregulering, lichttoevoer of verkalking ter ondersteuning van de fotosynthese. Ook kan een oogvlek zoals bij de goudwieren (Chrysophyta) en de Euglenozoa aanwezig zijn.
Hoewel de vertegenwoordigers van de monadalen het meest voorkomen, zijn er ook capsale, kokkale en trichale vertegenwoordigers. Sommige soorten hebben een heteromorfe generatiewisseling, dat wil zeggen dat de diploïde en de haploïde generatie uiterlijk goed onderscheidbaar zijn. Bij deze kalkalgen wisselt de diploïde generatie, waarbij de algen flagellen bezitten en als plankton leven met een haploïde generatie, waarbij ze benthisch zijn, dat wil zeggen dat ze dan op de zeebodem leven.