Hartstilstand | ||||
---|---|---|---|---|
Coderingen | ||||
ICD-10 | I46 | |||
ICD-9 | 427.5 | |||
|
Bij een hartstilstand pompt het hart het bloed niet meer rond. Dit heeft tot gevolg dat alle cellen verstoken blijven van zuurstof. Vooral de cellen in de hersenen zullen hierdoor snel afsterven (binnen enkele minuten). In professionele kringen wordt dit meestal circulatiestilstand genoemd daar er meerdere oorzaken kunnen zijn voor het uitblijven van zuurstofcirculatie. De meestvoorkomende oorzaak is het optreden van ventrikelfibrilleren; dit is het chaotisch, ongecontroleerd trillen van de hartspier in plaats van de normale gecoördineerde samentrekkingen. Een effectief pompen van bloed door de (slag)aderen blijft daardoor uit.
Een acute hartstilstand treft jaarlijks 0,1% van de westerse samenleving; 80% van de gevallen vindt thuis plaats en 20% bijvoorbeeld op het werk of tijdens de sport. De overlevingskansen van een slachtoffer nemen af met 10% per minuut.[1] Permanente schade wordt beperkt gehouden wanneer direct gestart wordt met reanimeren, defibrilleren en stabiliseren van het slachtoffer.
Een hartstilstand kan de volgende oorzaken hebben:
Soms vertoont het hart nog wel elektrische activiteit maar geen effectieve pompwerking meer (elektromechanische dissociatie).
Een hartstilstand kan vaak opgeheven worden door reanimatie. Het spreekt vanzelf dat dit onmiddellijk moet gebeuren. Activiteiten waardoor het aantal overlevenden van een hartstilstand is vergroot:
Bij mensen die een zeer grote kans lopen om (weer) een hartstilstand te krijgen wordt meestal een implanteerbare cardioverter-defibrillator geïmplanteerd. De kans op een hartstilstand neemt met de leeftijd toe.