De heer of vrijheer, soms ook wel vrouwe of vrijvrouwe, was in het ancien régime de heerser van een heerlijkheid. Hij was doorgaans een leenman van het landsheerlijke gezag boven hem. In het geval dat de keizer direct boven de heer stond en deze dus geen hiërarchische binding had met een "tussenliggende heerschappij", spreken we van een baanderheer of bannerheer of ook wel van een "rijksonmiddellijke heerlijkheid". Dit waren vaak zeer machtige personen die zich met succes wisten te verzetten tegen de invloed van de hertog of de graaf van het omringende gebied en zo hun onafhankelijkheid wisten te bewaren.