De hemel (of hemelen) is in veel religies een plaats of bestaanssfeer waar God of de goden verblijven, vaak ook bevolkt door engelen en demonen. Vaak is het de plaats waar de ziel na de dood heen kan gaan: het paradijs, een zalige plaats van eeuwig geluk. De hemel wordt vaak beschouwd als het absoluut tegenovergestelde van de hel. Waar men in de hemel dicht bij God is, is men in de hel zo ver van Hem af als maar mogelijk is.
Het christendom en de islam stellen zich de hemel voor als een plaats waar men het eeuwig leven heeft; in andere religies is het leven in een hemel slechts tijdelijk. In het boeddhisme en het hindoeïsme wordt een leven in een hemel als een fijnstoffelijk of immaterieel (puur geestelijk) leven beschreven. Men heeft er dus geen fysiek lichaam zoals op aarde.
De opvattingen over de manier waarop men leven in de hemel kan verwerven of hoe de hemel wordt betreden, verschillen ook. Volgelingen van het universalisme menen dat iedereen naar de hemel zal gaan, hoe zij op aarde ook geleefd hebben. In het boeddhisme, hindoeïsme en sommige christelijke stromingen onderwijst men dat het betreden of wedergeboren worden in een hemel afhankelijk is van hoe men geleefd heeft. Indien men een goed of eerlijk leven geleefd heeft of veel goede daden verricht heeft, zal men na de dood in een hemel leven. Zij die niet goed geleefd hebben komen na de dood in de hel terecht, vaak een plaats van pijn.