De Indo-Europeanen (verouderd: Indo-Germanen en Indo-Ariërs) waren een prehistorisch volk en sprekers van het Proto-Indo-Europees. Daarmee staan ze tot op zekere hoogte genetisch, maar vooral cultureel en zeker taalkundig aan de basis van het huidige Indo-Europese cultuurgebied, waar Indo-Europese talen gesproken worden. Over de datering en lokalisering van het oervolk bestaat discussie. De prominentste opvattingen plaatsen de Indo-Europeanen in de Pontische steppe in het vijfde en vierde millennium v.Chr., of in Anatolië in het negende en achtste millennium v.Chr.
Het onderzoek naar de verwantschap van de Indo-Europese talen kwam langzaam op gang in de achttiende eeuw. Tegenwoordig spreekt men van Indo-Europese studies. Belangrijk daarbij is taalkundig en filologisch, maar ook archeologisch en soms genetisch onderzoek. Omdat een taalgemeenschap ook een bepaalde cultuur bezit, valt het onderzoek naar de geschiedenis, identiteit en cultuur van de Indo-Europeanen ook onder het vakgebied. Zo bestaat naast en aanvullend op vergelijkende taalkunde tevens vergelijkende mythologie, waarbij de hypothetische godsdienst en mythen van de Indo-Europeanen gereconstrueerd wordt.
Harde bewijzen zijn niet altijd te vinden om uitspraken over de Indo-Europeanen te onderbouwen. Weinig archeologisch bekende culturen kunnen zonder meer aangewezen worden als Indo-Europees, en er bestaan ook geen geschreven bronnen uit de periode. Vaak behoudt onderzoek daarom een hypothetisch karakter.
De term Indo-Europeaan wordt in Nederland ook gebezigd als synoniem van Indische Nederlander.