Een kapitaal, grote letter, bovenkast, hoofdletter of majuskel is een letter die de kapitaalhoogte heeft en zeer kleine of geheel ontbrekende stok en staart. Kapitalen zijn het tegenovergestelde van de onderkast (de kleine letters). De kapitaal komt het meest voor als hoofdletter: aan het begin van een naam, aan het begin van een zin, topografische namen en feestdagen. Maar kapitalen worden ook gebruikt in afkortingen (bijvoorbeeld DNS of DHCP). Een kapitaal is dus niet per definitie een hoofdletter, maar een hoofdletter is wel altijd een kapitaal.
Het kapitaal-schrift stamt al uit de tijd van de Romeinen. Op vele plaatsen zijn de teksten te vinden met deze capitalis monumentalis of Romeins majuskelschrift, een beroemd voorbeeld is de zuil van Trajanus. De oorsprong gaat echter nog verder terug op het alfabet van de Grieken, die zelf weer schatplichtig waren aan de Phoeniciers. Kapitaalschrift is dus veel ouder dan onderkast, wat pas in de Middeleeuwen ontwikkeld werd.
De Romeinse kapitalen bleven vele eeuwen behouden in de vele inscripties in steen, op graven, steles en monumenten. Tijdens de Renaissance werd teruggegrepen op de vele oude voorbeelden die de Venetiaanse lettersnijders om zich heen zagen om hun kapitalen vorm te geven.
De naam bovenkast stamt uit de tijd dat loden letters werden gebruikt om teksten te drukken. De letter van een corps werd gewoonlijk in twee letterladen weggeborgen, de bovenste lade bevatte de kapitalen, de onderste lade de kleine letters. Op deze manier werd bovenkast uiteindelijk synoniem aan kapitaal. Gelijk zo werd onderkast synoniem aan kleine letter.
Het woord majuskel werd in de negentiende eeuw geleend van het Franse majuscule dat weer gebaseerd is op het Latijnse maiuscula littera (grotere letter).