De kiesdeler is bij verkiezingen het totaal aantal stemmen gedeeld door het aantal zetels dat te verdelen is. De verkregen waarde wordt conform de entier-functie naar beneden afgerond. Bij een kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging is dit in principe ook het aantal benodigde stemmen per te behalen zetel.
Worden er zoals bijvoorbeeld bij de Nederlandse Tweede Kamerverkiezing in 2021 in totaal 10.422.852 geldige stemmen uitgebracht voor 150 zetels, dan is de kiesdeler gelijk aan = (afgerond naar beneden geheel getal) 69.485. Voor elke 69.485 behaalde stemmen krijgt een partij dan 1 zetel.
De kiesdeler is niet hetzelfde als de kiesdrempel: het minimale aantal stemmen om ten minste één zetel te behalen. Dit ligt in sommige landen een stuk hoger dan de kiesdeler, zodat er geen eenpersoonsfracties kunnen bestaan, maar alleen fracties met verscheidene leden. Bij sommige andere verkiezingen is er juist geen kiesdrempel.
Bij een kiesstelsel met evenredige vertegenwoordiging volgens een lijstensysteem worden de zetels na de verkiezingen in eerste instantie verdeeld op basis van de kiesdeler. Omdat het bijna nooit voorkomt dat het aantal stemmen van elke partij precies een veelvoud van de kiesdeler is, zullen hierna nog zetels overblijven. Deze heten restzetels en worden via een vooraf opgesteld systeem verdeeld onder de partijen.
Voor de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen geldt dat een politieke partij die niet ten minste het aantal stemmen haalt benodigd voor 1 zetel, niet in aanmerking komt voor een restzetel. In dat geval is de kiesdrempel dus wél exact gelijk aan de kiesdeler. Voor de andere verkiezingen in Nederland is er geen kiesdrempel, ook partijen die de kiesdeler niet hebben gehaald maken zo kans op een restzetel.
Ook voor het verkozen kunnen worden met voorkeurstemmen is de kiesdeler van belang. Hier volstaat echter bij Nederlandse verkiezingen slechts 25% van de kiesdeler, mits de lijst als geheel voldoende zetels heeft behaald.