Geschiedenis van de klassieke muziek | |
Oudheid | (tot 476) |
Middeleeuwen | (476–1400) |
Renaissance | (1400–1600) |
Barok | (1600–1760) |
Classicisme | (1730–1820) |
Romantiek | (1815–1910) |
20e eeuw | (1900–2000) |
Eigentijdse klassieke muziek | (na 1975) |
Klassieke muziek of westerse kunstmuziek is de geschoolde muziek die voortgebracht is door, of geworteld is in, de westerse kerkelijke en wereldlijke muziektradities, grofweg vanaf de middeleeuwen tot heden. De kernregels van deze traditie kwamen vast te liggen in de periode 1550-1900. Het overgrote deel van de composities is op één of andere wijze genoteerd.
In strikte zin wordt onder klassieke muziek de muziek verstaan uit het tijdvak van het classicisme, ca. 1730-1820. De term klassieke muziek is echter volgens het Chronologisch woordenboek van het Nederlands pas sinds 1961 in gebruik.[1]
De benaming klassieke muziek wordt wel als een synoniem voor kunstmuziek of serieuze muziek gebruikt, als tegenhanger van populaire muziek (lichte muziek) en volksmuziek. In termen van een kwalitatieve indeling wordt het begrip tegenwoordig niet meer gebezigd. Klassieke muziek is niet uitsluitend 'serieus' bedoeld, maar kent vele vormen van gebruiksmuziek: voor muziekonderwijs, amusement, dans en muzikaal theater. Daarnaast beïnvloeden muziektraditie en moderne muzikale vormen, met name jazz en elektronische muziek, elkaar, en brengen zij een groot aantal hybride vormen voort die niet (langer) in het schema klassiek-populair zijn in te passen.
Men spreekt ook bij niet-westerse muzikale culturen van een klassieke muziek, om de oudere tradities van de moderne populaire muziek te onderscheiden, zoals in de Indiase cultuur (Indiase klassieke muziek) en in China (Chinese klassieke muziek).