De klassieke muziek uit de 20e eeuw, de Europese klassieke muziek van na 1900, kent talrijke componeerstijlen, van de late romantische stijl van Sergei Rachmaninoff tot het impressionisme van Claude Debussy en Maurice Ravel, gevolgd door het op de volkscultuur geïnspireerde, ritmisch vernieuwende neoclassicisme van Igor Stravinsky en zijn tegenpool, het cerebrale serialisme van Pierre Boulez, vervolgens de minimale muziek van Steve Reich en Philip Glass, de Musique Concrète van Pierre Schaeffer, de microtonale muziek van Harry Partch, de aleatorische muziek van John Cage en ten slotte de elektronische muziek van Karlheinz Stockhausen.
De overeenkomst tussen deze uiteenlopende modern-klassieke muziekgenres is het op de voorgrond treden van de dissonantie ('onwelluidendheid') in de compositie: de twintigste eeuw in de klassieke muziek wordt wel de dissonante periode genoemd.