In de numismatiek wordt de kwaliteit of staat van bewaring van een muntstuk en bankbiljet bepaald aan de hand van zes internationaal aanvaarde kwaliteitsaanduidingen. Dit kan vervolgens verfijnd worden met een minteken (-), plusteken (+) of een schuine streep (/).[1][2] Net als de Sheldon beoordelingsschaal van de Verenigde Staten[3] en Canada[4] zijn er in Europa meer dan dertig kwaliteitstrappen mogelijk om de staat van bewaring van een munt of bankbiljet te bepalen.
Daarnaast worden muntstukken ook geslagen in een bepaalde uitvoeringskwaliteit of muntslagkwaliteit door munthuizen, zoals circulatiemunten voor chartaal betalingsverkeer en verzamelaarsmunten voor numismaten.[5] De hoogst mogelijke verzamelkwaliteit is Proof of Gepolijste Stempel en wordt doorgaans als eerste kwaliteitstrap weergegeven omdat ze in een betere kwaliteit zijn aangemunt dan reguliere muntstukken.[1]