Latijn Lingua Latina, Latinus sermo | ||||
---|---|---|---|---|
Vitaliteit | 0. dood | |||
Taalfamilie | ||||
Alfabet | Latijns alfabet | |||
Officiële status | ||||
Officieel in | ||||
Taalcodes | ||||
ISO 639-1 | la | |||
ISO 639-2 | lat | |||
ISO 639-3 | lat | |||
|
Latijn (Lingua Latina) is een Italische taal die oorspronkelijk werd gesproken door de Latijnen, onder wie ook het bekendste Latijnse volk, de Romeinen. Door de erfenis van de Romeinse beschaving ontwikkelde het Latijn zich tot een wereldtaal, gebruikt onder meer in het onderwijs, de wetenschap en de diplomatie. Hoewel het nu een dode taal is, wordt het Latijn nog steeds op veel scholen aangeleerd en gebruikt in de Rooms-katholieke kerk. Vele takken van de wetenschap en het recht maken gebruik van een Latijnse terminologie. Het Latijn heeft ook een grote invloed gehad op de woordenschat van veel andere talen. De Romaanse talen, die nu door een groot deel van de mensheid worden gesproken, zijn rechtstreeks uit het Latijn ontstaan.
De Latijnen waren een volk dat vanaf het eerste millennium voor Christus in de streek Latium (het huidige Lazio, Italië) woonde. De naam van de taal is afgeleid van deze streeknaam.[1] Doordat de stad Rome vanaf 500 v.Chr. in dit gebied haar politieke en militaire invloed vergrootte, werd ook haar taal buiten de stadsgrenzen verspreid. Rome werd de hoofdstad van het Romeinse Rijk, dat bleef groeien tot het in de tweede eeuw na Christus zijn grootste omvang bereikte.
Nog tot het einde van de eerste eeuw na Christus werd in Rome meer Koinè-Grieks gesproken dan Latijn. Latijn was vooral de omgangstaal in Spanje, Gallië, Italia, Britannia en Africa. Latijn was de taal van de overheid en literatuur.[2] Het werd geleidelijk aan de voertaal in het westelijke deel van dit rijk, terwijl het Koinè-Grieks dat in het oostelijke deel was en bleef.