Het Romeinse legioen (Latijns legio, van legere = verzamelen)[1] was de militaire basiseenheid in het Romeinse leger. De eenheid bestond uit circa 5000 tot 6000 (later 8000) infanteriesoldaten en meerdere honderden manschappen ondersteunende cavalerie, boogschutters, en lichte infanterie in de rol van verkenner. Legioenen hadden een naam en een nummer; ongeveer 50 zijn er bekend. Normaal gesproken waren er circa 30 plus hun hulptroepen in actieve dienst, uitbreidbaar indien nodig en mogelijk.
Door de enorme militaire successen van de Romeinse Republiek en het Romeinse Keizerrijk werd het legioen lange tijd gezien als het toppunt van militaire efficiëntie en macht in de oudheid.