Een moeras (uit het Oudfrans marasc, Nieuwfrans marais[1]) is een type drasland, dat wordt gedomineerd door kruidachtige in plaats van houtachtige plantensoorten[2] en waar veen wordt gevormd, een afzetting van dood plantmateriaal, vaak mossen en dan hoofdzakelijk veenmossen. Het is een overgangsgebied tussen water en land en wordt gekenmerkt door een hoge waterstand (boven het maaiveld) gedurende het hele jaar en een goed ontwikkelde kruidlaag met vooral veel helofyten. Vaak zijn er kenmerkende planten- en diersoorten.
De Duitse en Deense taalkundige verwanten van het woord 'moeras' (Marsch, marsk) kunnen verwarring oproepen, omdat hiermee vooral kwelders en ingedijkt polderland (zeekleilandschappen) worden aangeduid. Het Engelse marsh en het Franse marais worden zowel voor venige moerasgebieden en kwelders als voor polderland gebruikt, echter niet voor broeklanden en mangrovebossen. Betere parallellen zijn te vinden in de woorden Sumpf, swamp en marécage en in het Nederlandse drasland (internationaal: wetlands).