Moerasandijvie | |||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||||||
Tephroseris palustris (L.) Rchb. (1842) | |||||||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||||||
Moerasandijvie op Wikispecies | |||||||||||||||||||||||
|
Moerasandijvie (Tephroseris palustris, synoniem: Senecio congestus) is een één of tweejarige plant met een hoogte van ongeveer 30-100 cm, alhoewel er ook exemplaren zijn waargenomen die 1,5 m haalden.
De bloemhoofdjes zijn geel en bevatten zowel straalbloemen als buisbloem. Het gemiddeld aantal straalbloemen is 21 waarvan de uit het hoofdje stekende lint -de plaat- ongeveer een centimeter lang is. De hoofdjes ruiken naar honing. De nootjes zijn sterk geribd. Het pappus varieert in kleur van wit tot lichtgeel. De bloemhoofdjes staan in een vrij dichte schermvormige pluim.
De stengel is hol en heeft groeven. De holte in de stengel dient ervoor om lucht naar de wortels te voeren omdat die zich in een natte zuurstofarme bodem bevinden. De stengelbladeren zijn lancetvormig en behaard. De bladrand varieert van getand tot gaafrandig. De bladeren van het bladrozet, waarmee de plant overwintert, zien er bepaald anders uit dan de stengelbladen. Ze zijn ietwat vlezig en na verloop van tijd aan de bovenkant onbehaard. Ze worden ongeveer 20 cm lang en zijn diep getand. Wanneer de plant bloeit zijn deze bladeren inmiddels afgestorven