Naamvallen | ||
---|---|---|
|
Een naamval of casus is een middel waarmee de grammaticale functie van een lidwoord, naamwoord of voornaamwoord[noten 1] in het grotere verband van de zin wordt aangegeven. Meer in het bijzonder wordt meestal gedoeld op de morfologische kenmerken waardoor de betreffende woorden bepaalde uiterlijke wijzigingen ondergaan, in de vorm van vaste naamvalsuitgangen en/of een paradigmatische vormverandering. Daarnaast wordt soms ook gesproken van "onzichtbare" (abstracte) naamvallen.[1]
Talen waarin naamvallen een belangrijke rol spelen worden synthetische talen genoemd. Analytische talen zijn talen waarin de rol van naamvallen veel beperkter is. Het meest extreme geval, het volledig ontbreken van een naamvallensysteem (of in iets bredere zin van flexie), is kenmerkend voor een isolerende taal.
Sommige talen, zoals het Nieuwgrieks en het Arabisch, hebben slechts een paar naamvallen. Andere niet-Indo-Europese talen hebben er veel meer, zoals veel Oeraalse talen[2] en het Baskisch. De Chinese talen en de in een klein deel van Afrika gesproken Gbe-talen worden tot de isolerende talen gerekend omdat deze talen vrijwel volledig zonder naamvallen werken.
Citefout: Er bestaat een label <ref>
voor de groep "noten", maar er is geen bijbehorend label <references group="noten"/>
aangetroffen