Met de Nederlandse dialecten worden in dit artikel dialecten bedoeld, die deel uitmaken van of nauw verwant zijn aan de Nederlandse taal en voor het grootste deel tevens in hetzelfde taalgebied als het Standaardnederlands worden gesproken. De in Nederland en Vlaanderen gesproken dialecten of streektalen zijn vaak weer onderverdeeld in regiolecten en stadsdialecten, zoals: Hollands → Zuid-Hollands → Amsterdams.[1]
De indelingen vallen niet met de provinciegrenzen samen. Wel vormt in een aantal gevallen de provincie tevens de kern van een gebied waar een bepaalde streektaal dominant is.