Odin (Oudnoords: Óðinn, Zweeds en Deens: Oden) wordt gezien als de oppergod of alvader in de Noordse mythologie. Deze vormen zijn afgeleid van Proto-Germaans *Wōdanaz, waaruit tevens Oudsaksisch Wōdan, Angelsaksisch Wōden, Oudnederlands Wuodan of *Wuotan, Oudfries *Wēda, Oudhoogduits Wōtan of Wōdan en Lombardisch Guodan.
Odin is de god van kennis, wijsheid, strijd, oorlog, het hiernamaals, magie, geneeskunst en het runenschrift.
De beschrijving van Odin stamt vooral uit de Gylfaginning, een vertelling van de IJslander Snorri Sturluson uit de 13e eeuw, waarin het christelijke perspectief overheerst. Oudere bronnen zoals de Poëtische Edda geven een minder eenduidig beeld.
Volgens Snorri woont hij in Gladsheimr maar verblijft ook regelmatig in Valaskjálf (Asgard) waar zijn zetel Hlidskjalf ruim uitzicht over de werelden biedt. Hij heeft daar nog een speciale hal Walhalla, met vele poorten en bedekt met schilden, waar hij alle eervol gesneuvelde en uitverkoren strijders ontvangt.
Behalve bij Frigg, zijn echtgenote, verwekte Odin ook kinderen bij andere vrouwen. Tot zijn zonen behoorden Donar, Baldr, de blinde Hodr (ook wel Hod of Hodur) en Sigi, de voorvader van het Völsung geslacht, waartoe ook Sigmund en diens zoon Siegfried behoorden. In de Proloog van de Proza-Edda worden nog Veggdegg, Saeming en Yngvi (Freyr) als zijn zonen genoemd. Met Fjorgyn (Aarde) heeft hij een zoon Thor en met een reuzin een zoon Vidar (God van de wraak), die hem in de eindstrijd zal wreken. Met Rindr (winterse bevroren aarde) heeft hij de zoon Vali.
Recente studies, met name van de Engelse taalkundige Richard North, doen vermoeden dat de cultus van Odin / Wodan pas geruime tijd na de Volksverhuizingen is ontstaan.[1] De god Odin zou dan de eigenschappen van eerdere goden, met name van de vruchtbaarheidsgod Ynvgi, maar ook van de christelijke God, hebben overgenomen. Later zou hij door christelijke auteurs met terugwerkende kracht als een negatief of heidens spiegelbeeld van de christelijke god worden afgeschilderd. Met name Odins ophanging aan de levensboom spiegelt zowel de dood van Christus aan het kruis als de dood van de verrader Judas, die net als Odin hangend aan een boom werd afgebeeld.