Het Oostblok is een verzamelnaam voor de voormalige Sovjet-Unie en de landen in Centraal- en Oost-Europa die in de tweede helft van de twintigste eeuw onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie vielen. Militair waren de landen gebonden via het Warschaupact, economisch via de Comecon.
Naast de Sovjet-Unie bestond het Oostblok uit Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Tsjechoslowakije, Polen en de Duitse Democratische Republiek (DDR). Soms worden Joegoslavië en Albanië ook tot het Oostblok gerekend.
In de Oost-Europese gebieden die na de Tweede Wereldoorlog in de invloedssfeer van de communistische Sovjet-Unie vielen, liet de toenmalige leider Stalin via staatsgrepen ("revoluties van boven") de communisten aan de macht komen. Hij wenste namelijk een "cordon sanitaire" ten westen van de Sovjet-Unie: een keten van bevriende staten (satellietstaten) die bij buitenlandse (lees: westerse) agressie de eerste klappen zouden opvangen. In Joegoslavië, Albanië en Bulgarije kwam een sterke communistische partij aan de macht, maar in Polen, de DDR, Tsjecho-Slowakije, Roemenië en Hongarije waren het relatief kleine partijen die kunstmatig (en vaak via allianties) aan de macht werden geholpen. De Sovjet-Unie trachtte hun economieën via de Comecon in een groter geheel samen te brengen, dat echter eerder gunstig voor de Sovjet-Unie was dan voor de kleinere Oostbloklanden. Zo wilde Chroesjtsjov, de opvolger van Stalin, Albanië voedselleverancier maken en vertelde Hoxha dat "de wondere visvangst echt wat voor hem was".