Openlijke geweldpleging

Openlijke geweldpleging of gezamenlijke openlijke geweldpleging is in het Nederlands strafrecht het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen of goederen. Het zelf plegen van geweld is sinds 2000 geen vereiste meer voor openlijke geweldpleging.[1] Een individu dat niets doet maar slechts deel uitmaakt van de groep waarin één of meer geweldplegers zitten, maakt zich niet zonder meer schuldig aan openlijke geweldpleging. Hiervoor is een werkelijke bijdrage aan het geweld vereist. Deze bijdrage hoeft niet te bestaan uit het plegen van geweld, maar kan ook bestaan uit het verschaffen van middelen of het aanmoedigen van het geweld. In de memorie van toelichting stelt de minister van justitie dat "de betekenis dat de betrokkene een bijdrage moet leveren, moet niet worden onderschat.[2]

In lid 3 van de delictsomschrijving is bepaald dat artikel 81 buiten toepassing blijft. Artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht: "Met het plegen van geweld wordt gelijkgesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht."[3]

Dit strafbare feit is een misdrijf, en het is daarom geregeld in het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht. De strafbepaling is opgenomen in artikel 141. Dit artikel trad op 1 september 1886 in werking en werd gewijzigd in 1984 en 2000.

  1. Nieuwsbrief Strafrecht 1998/3: Redactioneel - Uitbreiding strafbaarstelling openlijke geweldpleging. Sdu Uitgeverij. Geraadpleegd op 15-02-2010.
  2. Memorie van Toelichting. Kamerstukken II, vergaderjaar 1989 - 1999, nr. 26 519, ondernr. 3. p. 7.
  3. wetten.nl. Artikel 81 Wetboek van Strafrecht. Geraadpleegd op 15-02-2010.

Developed by StudentB