Systeem Periode |
Serie Tijdvak |
Etage Tijdsnede |
Ouderdom (Ma) | |
---|---|---|---|---|
Neogeen | Mioceen | Aquitanien | jonger | |
Paleogeen | Oligoceen | Chattien | 23,03–28,1 | |
Rupelien | 28,1–33,9 | |||
Eoceen | Priabonien | 33,9–38,0 | ||
Bartonien | 38,0–41,3 | |||
Lutetien | 41,3–47,8 | |||
Ypresien | 47,8–56,0 | |||
Paleoceen | Thanetien | 56,0–59,2 | ||
Selandien | 59,2–61,6 | |||
Danien | 61,6–66,0 | |||
Krijt | Boven | Maastrichtien | ouder | |
Indeling van het Paleogeen volgens de ICS.[1] |
Het Paleoceen (Oudgrieks: παλαιός (palaiós) = oud; καινός (kainós) = recent; oftewel het oudste van het nieuwe) is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 66,0 Ma (miljoen jaar geleden) tot 56,0 Ma. Het Paleoceen heeft in de tijdschaal de status van tijdvak of serie en is een onderverdeling van het Paleogeen, de oudste periode van het Cenozoïcum. Het volgt op het Laat-Krijt en wordt gevolgd door het Eoceen.
Het Paleoceen was een periode met relatief laag zeeniveau en een koeler klimaat dan het voorafgaande Krijt. Het beslaat de eerste 10 miljoen jaar na de Krijt-Paleogeen-massa-extinctie, een fase van massale uitsterving waarbij onder andere de dinosauriërs verdwenen. Door het verdwijnen van de dinosauriërs konden de zoogdieren zich in relatief korte tijd via adaptieve radiatie sterk diversificeren.