De passie (Latijnse werkwoord: patior, passus sum, lijden, verdragen) is de korte laatste periode in het leven van Jezus Christus en vormt het slot van zijn openbaar optreden. De bekendste verhalen over de passie zijn te vinden in de vier canonieke evangeliën Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes in het Nieuwe Testament van de Bijbel.
De passie zoals beschreven in het Nieuwe Testament is onderverdeeld in een reeks verhalen:
Met name in de Goede Week zijn er uitvoeringen van het passieverhaal die het lijden van Jezus Christus als uitgangspunt hebben; zowel als toneelstuk (passiespel), of als muziekstuk.
In het alledaags spraakgebruik is het woord passie ook een synoniem voor overgave of met grote inzet.