Het woord school komt van het Griekse σχολή, dat aanvankelijk "vrije tijd" betekende, en vervolgens duidde op de plaats waar je, als je vrij was van ander werk, onderwijs volgde. Leren en vrije tijd zijn niet met elkaar in tegenspraak: in feite leert de mens altijd, vanaf zijn vroegste jeugd, in de praktijk, door voorbeelden, met vallen en opstaan.
Van onderwijs is echter pas sprake indien dat leerproces "geïnstitutionaliseerd" is. Er wordt dan een formele leeromgeving gecreëerd, met leerdoelen die doorgaans onderworpen zijn aan het onderwijsbeleid van de overheid. Sinds 1901 (Nederland) en 1914 (België) bestaat er leerplicht, die enerzijds wel wordt ontdoken, maar waarna anderzijds velen hun opleiding nog voortzetten. In de loop der eeuwen is het onderwijs een institutie geworden, en er is een groot aantal beroepen, flankerende organisaties, vernieuwende denkbeelden en hervormingen ontstaan, met een complexe wetgeving. |
UitgelichtDe Universiteit van Amsterdam (UvA) is een van de twee universiteiten die Amsterdam rijk is. De andere is de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). De UvA bestaat sinds 1632 als het Athenaeum Illustre – de illustere school – die gevestigd was in de Agnietenkapel. Toen hielden Casparus Barlaeus en Gerardus Vossius hun inaugurele redes. In 1815 volgde wettelijke erkenning van het Athenaeum Illustre als instelling van hoger onderwijs. Pas in 1877 werd het Athenaeum omgevormd tot een gemeentelijke universiteit, en kreeg het ook het promotierecht. De hoogleraren werden oorspronkelijk door het bestuur van Amsterdam benoemd, en de gemeente Amsterdam bekostigde ook de universiteit grotendeels. lees verder
|
Bekende personen |
Onderwijsstructuur
Vlaanderen en Nederland hanteren verschillende begrippen, en ten dele ook een afwijkend systeem. Zo kende Nederland tot 1985 de kleuterschool, maar die is nu opgegaan in het basisonderwijs. In Nederland kent men de peuterspeelzaal voor kinderen tot vier jaar. Ook de leeftijden waarop leerlingen of studenten in een bepaalde onderwijsfase instromen, varieert tussen de twee gebieden. Met die variaties moet rekening worden gehouden bij de interpretatie van het naast elkaar plaatsen van de zo veel mogelijk overeenkomstige fasen. Het primair onderwijs of de lagere school werd vroeger doorlopen gedurende de periode dat de leerling leerplichtig was. Bij de eerste leerplichtwetten, daterend van het begin van de twintigste eeuw, was dit zowel in België als in Nederland de leeftijd van 6 tot 12 jaar. Met name de bovengrens is steeds opgeschoven, en deze onderwijsvorm dekt daarmee allang niet meer de gehele leerplichtperiode.
Het voortgezet of secundair onderwijs vormt een voorbereiding op de arbeidsmarkt of het hoger onderwijs. Anders dan in het primair onderwijs is er nu een ruime differentiatie in keuzemogelijkheden, afhankelijk van de belangstelling en capaciteiten.
Het hoger onderwijs wordt gegeven aan universiteiten en hogescholen. Deze woorden dekken in Vlaanderen en in Nederland iets verschillende begrippen. In Nederland is het universitair onderwijs vooral wetenschappelijk, dat aan de hogeschool is beroepsgericht. In Vlaanderen heet iedere instelling voor hoger onderwijs die geen universiteit is, "hogeschool".
Beroepsbeoefenaren keren na hun studie nog wel terug na de universiteit of hogeschool om hun kennis en vaardigheden bij te houden of uit te breiden. Dit kan incidenteel gebeuren en een welomschreven onderwerp betreffen. Het kan ook om een reeks van bij- of nascholingen gaan. Voor werkenden in de gezondheidszorg, zoals artsen en tandartsen, is levenslang leren een vereiste. |
Beroepen
|
Instanties en organisaties
|
Het verleden |
Onderwijs in de wereldBasisscholieren in het Engelse Whitminster krijgen sinds oktober 2008 geen spellingopgaven meer als huiswerk. Volgens de schoolleiding veroorzaakte het stampwerk te veel psychische ellende. [1] In maart 2008 stortte een lagere school in het Indonesische Bandung in. Leerlingen en docenten raakten gewond. Vergelijkbare ongelukken hadden in de archipel al honderden malen plaatsgevonden. [2] De Amerikaanse president George W. Bush tekende in januari 2002 de No Child Left Behind Act, een wet die tot doel heeft het niveau van basis- en middelbaar onderwijs te verbeteren, scholen af te rekenen op hun prestaties, en ouders meer keuzevrijheid te geven. [3][4]
|
Nieuws
Meerdere stakingen in Nederland onder het onderwijzend personeel voor een hoger salaris en werkdrukvermindering.
De basisopleiding arts wordt van 7 naar 6 jaar teruggebracht, in overeenstemming met de opleiding in andere Europese landen. Toch hebben juli 2011 ruim 3.800 studenten de toelatingsproef voor tandarts of arts afgelegd, een record. Ongeveer één kwart van de kandidaten komt uit Nederland, om de inschrijvingsbeperkingen te omzeilen. Het slaagpercentage van de Nederlanders ligt echter beduidend lager.
De Nederlandse Eerste Kamer heeft met een nipte meerderheid ingestemd met de langstudeermaatregel. Iedere student die vanaf 2012 meer dan een jaar langer doet over zijn bachelor- of masterstudie moet 3.000 euro extra collegegeld betalen.
Recent onderzoek bevestigt de trend: het aantal Nederlandse studenten hoger onderwijs dat in Vlaanderen studeert stijgt van jaar tot jaar. Het hogere inschrijvingsgeld (1.770 euro tov 578 euro), het Nederlandse lotingsysteem en de langstudeerboete bevorderen de trend. In Vlaanderen resulteert dit in extra studiekosten, een aantal van de Nederlanders studenten halen beduidend lagere slaagcijfers dan de Vlaamse studenten.[1]
Bronnen en noten |
LeermiddelenEen leermiddel of didactisch middel is ieder middel dat in een formele lessituatie wordt gebruikt om de leerling of student kennis en vaardigheden bij te brengen. Dit kan variëren van de meest basale hulpmiddelen tot zeer geavanceerde materialen. |
WetgevingDe Onderwijswet van 1806 regelde voor de Bataafse Republiek het lager onderwijs. Dit moest voortaan klassikaal plaatsvinden, door bevoegde onderwijzers, en mocht niet van een bepaalde gezindte uitgaan; de grondslag was "algemeen christelijk".In Nederland hadden zowel openbaar als bijzonder onderwijs echter hun voorstanders, en de Onderwijswet van 1857 bepaalde dat alleen nog het openbaar onderwijs, vrij toegankelijk voor iedereen, werd gesubsidieerd. Daarmee was de schoolstrijd niet ten einde. Thorbeckes Grondwet van 1848 bepaalde de vrijheid van (het geven van) onderwijs, maar pas in 1917 werd de financiële gelijkberechtiging van het openbare en het, confessionele, bijzonder onderwijs in de Nederlandse Grondwet, Artikel 23, vastgelegd. De komst van islamitisch onderwijs leidde in 2003 tot hernieuwde discussie over dit artikel. In België dateerde de eerste Grondwet van 1831, die de vrijheid van onderwijs garandeerde. De Schoolwet van 1842 veralgemeende het lager onderwijs over het hele grondgebied, maar van 1878 tot 1884 ontbrandde ook hier een schoolstrijd: liberale wetgeving in 1879 beoogde de religie buiten de school te houden. De strijd werd beslecht toen in 1884 een katholieke regering aan de macht kwam. Deze eerste schoolstrijd werd veel later gevolgd door een tweede. In de jaren 1950 nam de onderwijsvraag sterk toe, de katholieken eisten subsidie voor hun uitbreidend onderwijs; niet-confessionelen en liberalen stonden echter groei van het (neutrale) rijksonderwijs voor. In 1958 leidde een compromis tot de Schoolpactwet. Ouders kregen vrijheid van schoolkeuze, en er ontstonden twee onderwijsnetten: het vrije (confessionele) en de officiële (van de overheden). In 1989 werd het onderwijs "geregionaliseerd"; het behoort tot de bevoegdheid van de "gemeenschappen". De Vlaamse gemeenschap bundelt alle regelingen in Edulex. De leerplicht werd in Nederland ingevoerd in 1900, in België in 1914. Hij gold aanvankelijk de 6-12-jarige leeftijd. In Nederland werd de leerplichtige periode in 1969 uitgebreid tot negen jaren, in 1975 tot tien, en nu beslaat hij de 5-18-jarige leeftijd. In België vond uitbreiding in 1953 plaats met als bovengrens de leeftijd van 15, later 16 en vervolgens 18 jaar (vanaf 1983). In 2008 geldt de Belgische leerplicht voor twaalf volle schooljaren. In Suriname werd al in 1876 een algemene leerplicht ingevoerd voor kinderen van 7 tot 12 jaar. De wet van 1876 is nog steeds van kracht. |
LeervakkenEen leervak of schoolvak is een onderdeel van de kennis en vaardigheden die via onderwijs aan de leerling worden aangebracht. Omdat dit geheel erg omvangrijk is, wordt het onderverdeeld in vakken, die elk een eigen inhoud hebben, onderscheiden van de inhoud van een ander leervak. Elk leervak vraagt een specifieke deskundigheid van diegene die het leervak aanbrengt. Hoe dieper men in de kennis van een vak doordringt, hoe grondiger de vorming van de lesgever moet zijn. (lees verder...) |
Gerelateerde onderwerpen
|
Nieuwe artikelenCenflumarin Zwijndrecht - Kees Vernooy - Splitsdoosje - Honderdveld - Preteaching - Bidiplomering - Driestar College - Universiteit van Granada - Universiteit van Malta - Spinoza Lyceum Amsterdam - ROC ASA - Hervormd Lyceum West - Leerobject - Leerobject metadata - Academia Militar das Agulhas Negras - Universiteit van Boekarest - Nutsonderwijs - Schoolwet van 1842 (België) - Commissie van Nationaal Onderwijs - Combinatieklas - Probleemgestuurd onderwijs - Universiteit van Barcelona - Koninklijke Kadettenschool - Onderwijsniveau - Gemengd onderwijs |
Gewenste artikelenClaremont Colleges (en) Dramatische expressie - Hollandse school (onderwijs) - Kunstacademie in Sint-Petersburg - Leerlingstelsel - Nationale Onderwijstentoonstelling - Outward Bound (Nederland) - Pomona College (en) Postacademisch onderwijs (en) - Post-hbo - Rijksacademie voor Financiën en Economie of Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering - Studentenuitwisseling - Studieplein - Theaterklas - Tutor-lezen - VHO
|
Dit kan beter[bewerk]
|
|