De Romeinen beschouwden zichzelf als de meest godsdienstige mensen ter wereld. Religio (Latijn: religare betekent verbinden) bestond voor hen echter vooral uit het nauwgezet nakomen van religieuze verplichtingen, die werden gekenmerkt door extreem formalisme. Met theologische bespiegelingen b.v. over heilsverwachting hebben de Romeinen zich nauwelijks ingelaten; een godsdienstige moraal ontbrak evenzeer als een persoonlijke relatie tot de godheid.
De opvatting dat elke godheid zijn/haar eigen begrensde "arbeidsterrein" had, leidde hen daarbij tot verregaande verdraagzaamheid. De loop van de geschiedenis bracht de Romeinen reeds vroeg in contact met andere volkeren (Grieken), en zo drongen veel uitheemse bestanddelen hun godsdienst binnen. In de oorspronkelijke Romeinse opvatting waren de goden onverklaarbare machten, die hun wil in alles deden gelden, en die men gunstig moest zien te stemmen; de in deze goden werkzame kracht werd numen genoemd. Daar zij elke individualiteit misten, werden zij ook niet in mensengedaante voorgesteld: hun antropomorfe voorstelling kregen zij in Rome pas toen men de Griekse goden en mythologie overnam.
De Romeinse godenwereld ontwikkelde zich daarna tot een gevarieerd pantheon, waarin naast de oer-Romeinse goden, zoals Janus, Faunus, Pomona, de Lares en de Penates, vooral de gehelleniseerde goden zoals Jupiter, Juno, Minerva, Diana en Mercurius een voorname plaats bekleedden.
De categorie
Categorie Categorie:Romeinse godsdienst is niet gevonden
|